Toen was Ik een [63]voedsterling bij Hem, en Ik was [64]dagelijks [Zijn] [65]vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
63. Te weten, dat bij zijne voedster gedurig is. Alzo is de eeuwige Zoon Gods, de zelfstandige wijsheid des Vaders, van eeuwigheid onverscheidenlijk bij Hem geweest, gelijk geschreven is Joh.1:1: het Woord was bij God. Idem: Joh.17:5: verklaar mij met de klaarheid, die Ik bij U had eer de wereld was. doch het woord kan ook genomen worden voor dengene, die zelf voedt, zijnde de overzetting aldus gesteld: en ik ben bij hem voedende; dat is, onderhoudende en regerende alle dingen, en voornamelijk zijne kerk door zijnen Geest en Woord opkwekende en voedende.
64. Hebreeuws, dag dag; dat is, dagelijks, altijd. Zie Gen.39:10, en onder vs.34.
65. Hiermede wordt door een figuurlijke manier van spreken te kennen gegeven de grote aangenaamheid des Zoons Gods bij zijnen Vader. Zie Matth.3:17; Joh.5:20, en Joh.8:29. Anders: en Ik ben ene dagelijkse vermaking; te weten, der schepselen door mijn algemene en bijzondere weldaden.